vrijdag 24 september 2010

OIympische Spelen

De Olympische Spelen zijn voorbij en dat betekent dat ook al die gruwelijke Oranje-inhakers de papierbak in kunnen. Zelfs een Klein Duimpje firma als Levob Verzekeringen had een inhaker op de Olympische Spelen gemaakt met een schijtlollig radiospotje dat dagenlang door de ether tetterde. Pieter van den Hoogenband hihaho, zoiets was het.

Nou, als de "Levobjes" van deze wereld gaan meedrinken uit die grote Oranje Kermistrog... dan zou ik als Heineken of Rabo onmiddellijk mijn bakens verzetten. Als Jan en alleman je speelveld betreedt, dan moet je dus je speelveld verleggen, nietwaar?

Nou heb ik niks tegen een vrolijk inhakertje op zijn tijd, maar om er je totale communicatiebeleid aan op te hangen, dat is natuurlijk onzin. Nationale Nederlanden doet dat al een aantal jaren en dit duidt volgens mij op een groot gebrek aan visie over hun eigen rol en functie. We kennen deze verzekeraar straks alleen nog als Oranje souteneur, niet van hun vernieuwende financiële producten en proposities.

Inhaken vraagt om beheerste toepassing, daarom heet het: inhaken. En het werkt als je daarnaast een authentiek eigen verhaal hebt. Nogal wat bedrijven ontberen dat eigen verhaal tegenwoordig. Ze apen liever na wat anderen doen, dan zich te pijnigen om een eigen opvatting te bedenken.

Daarom lijkt veel reclame op elkaar en kan de consument er geen wijs meer uit. Terwijl een eigen verhaal het krachtigste bindmiddel is watje met je eindgebruiker kunt hebben. Alleen, je moet het wel willen en kunnen bedenken. Om het vervolgens consistent te prediken om de relatie met je consument gestalte te geven.

Die sport heet marketingcommunicatie en daar draait het om. Bedrijven en merken met een eigen opvatting, een eigen stijl, een eigen manier van zakendoen, en een eigen manier van communiceren, die hebben de toekomst.
Vooral als hun eigenheid aansluit bij het mentale of emotionele zelfbeeld van hun klanten. Dan ontstaat die hechte liefdesrelatie - want dat is het! - tussen het merk en de bewoners van dat merk.
Dat is heel wat anders dan hossend in een Oranje Jurk heel hard roepen: "Pieter van den Hoogenband" hihaho. Trouwens: van wie IS Oranje eigenlijk?

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

dinsdag 21 september 2010

Kliklijn!

Nergens op de wereld bestaat er zoiets als een kliklijn, maar in ons land blijkt hij razend populair. Duizenden collega's en buren bellen dagelijks naar zo'n klikijn om iemand in hun naaste omgeving te verklikken.

Zo ook bij UWV. Want waar gaat die crisis nou helemaal over? Over een kersenhouten tafel en een marmeren plee. Ik zeg maar zo: als je niks wilt doen, dan vraag je een uitkering aan. En als je niks wilt doen met garantie... juist dan ga je werken bij de club die die uitkeringen regelt. Ook dat heet: strategisch denken.

Bij UWV, het voormalige GAK, werken dus treurige mensen. Mieren met rugnummers, noemt een vriend van mij die types. Als u iets leest over een "bloeiend verenigingsleven" of een "ambitieuze Oranjevereniging" ... dat zijn die mensen.

Tjibbe Joustra trof die club 2 jaar terug aan. Met tientallen hoofdkantoren, 90 bijkantoren, 240 regionale overleghonken en veel partijtjes dart in de baas zijn tijd. Goedkoop bier, dat waarschijnlijk ook. Hij besloot schoon schip te maken, die mensen eens lekker aan het werk te zetten en aldus de club efficiënter te maken. Dat was ook de briefing van de overheid, feitelijk: "onze kiezersbriefing". Om al die miljarden nou eens wat verstandiger te besteden.

Daar organiseer je dus je eigen verzet mee, zoals Joustra heeft bemerkt. Want Tjibbe knuffelt die tobbende coltruien waarschijnlijk onvoldoende, en dat soort volk moet je voortdurend aaien om ze te laten in- en uitademen. Voor |Joustra's opdracht - in die werkomgeving - vind ik een kersenhouten tafel absoluut onmisbaar. Ik zou gemasseerd wortelnoot nodig hebben, om niet in een grote depressie te raken. Afgezet tegen de honderden miljoenen die hij bespaart, is het natuurlijk een non-issue.

Het verraad bij UWV is het "verraad van de koffieautomaat". Waar de uitzichtlozen samenscholen om het marmer van de directie aan de kaak te stellen. Omdat het eigen leven maar niet interessant wil worden, buiten het korfbal, klikt men er lekker op los.

Kijk: controle op de macht is uitstekend. En controle over gemeenschapsgeld is helemaal prima. Maar Kamerleden die het over kersenhout en plees gaan hebben, die hebben niet zozeer een dubbele agenda, maar een compleet lege agenda volgens mij.

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

vrijdag 17 september 2010

Als dienstverlener

Als dienstverlener weet je dat er bepaalde omgangsrituelen zijn die je moet eerbiedigen. Je moet immers met elkaar door een deur zoals dat heet. In mijn geval door de kruideniersdeur, de bancaire deur, de overheidsdeur en de caritasdeur. Niks om nerveus van te worden, reclamemensen passen zich makkelijk aan.

Nu de economie hapert, is er een soort "nieuwe beleefdheid" bij gekomen, en dat is er een van een hele griezelige soort. Je moet nu alleen maar "aardig" gevonden worden. In de zin van sympathiek, open, charmant, goedlachs, attent, geestig enzovoorts.

Daar beoordelen aspirant-opdrachtgevers je tegenwoordig op. Terwijl je zou denken dat vakmanschap en talent doorslaggevend zijn omdat het om ontzettend veel geld gaat. Zo verloren wij laatst een competitie omdat men "onze accountdame" geen aardige meid vond. Die accountdame is de beschaving zelve. Zij is goed in haar vak, betrouwbaar, en geen populaire reclamechick! Dat stelde deze opdrachtgever niet op prijs. Men vond haar zelfingenomen! Arrogant! En ging daarom met een ander bureau in zee.

Bureaus hebben wekelijks te maken met dit nieuwe gezelschapsspel dat vroeger overigens bureaucompetitie heette. Met de beste strategie en het beste reclame-idee won je de competitie of je verloor 'm als iemand verderop in Amsterdam een intelligentere dag had dan jij.

Nu is dat niet meer zo. In die collectieve terreur van uiterlijk vertoon, gaat het niet om wat je kunt, maar eigenlijk om “hoe je eruit ziet”. Het Idolsvirus woekert ook in wat naar mijn smaak zakelijke afwegingen horen te zijn. Klikeffect lijkt belangrijker dan reclame-effect.

Intussen klagen diezelfde adverteerders steen en been over het uitblijven van dat reclame effect. Ja, dat is natuurlijk niet vreemd. Als je met harlekijnbureaus in zee gaat omdat ze lekker levellen en chillen met je marketingafdeling, dan komt je marktaandeel vroeg of laat in de knel.

Mijn pleidooi is om bureaus puur zakelijk te beoordelen en af te rekenen op hun bijdrage aan het rendement. Dat moet het enige zijn wat telt. Ik bedoel: mijn advocaat, accountant en therapeut zijn stuk voor stuk compleet andere types dan ikzelf. Er zitten zelfs grote horken tussen. En juist daarom heb ik ze als adviseur.

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

dinsdag 14 september 2010

Scan onderzoek

Scan heeft onderzoek gedaan naar de samenwerking tussen opdrachtgevers en reclamebureaus in de afgelopen 25 jaar. U weet Scan, is de club van Hein Becht, en hun business is het bij elkaar brengen van adverteerders en bureaus die bij mekaar passen. Qua gemeenschappelijk model van de werkelijkheid zeg maar, want daar gaat het om als twee verschillende culturen samen iets tot stand moeten brengen.

Adverteerder en bureau zijn op "Siamese wijze" tot elkaar veroordeeld wil je tenminste rendement halen uit je reclamebudget. Je kunt je reclame ook zelf doen als adverteerder, maar dan eindig je meestal als C-merk in de Toto-Divisie en dat brengt geen aandeelhouderswaarde, om het zo maar eens te zeggen.

Goed, wat leren we van dat onderzoek van Scan? Dat je moet investeren, zakelijk en mentaal, in de klant-bureau relatie. Dit leidt tot meer begrip van elkaars zijn en kunnen. Dat rust, ruimte en regelmaat tot betere prestaties leiden. Ergo: stabiliteit leidt tot succes. Dat je op een gezonde manier afstand tot elkaars moet houden. Een gezamenlijk biertje is OK, maar een wekelijkse barbecue met elkaars vrouwen op schoot uit den boze. Ten slotte: regelmatig samen evalueren en dan ook hardop zeggen wat je van elkaar vindt... zonder dat dit venijnige consequenties heeft.

Wat voorts opvalt is dat veel Nederlandse adverteerders de "creatieve output" van een bureau het allerbelangrijkste vinden. En dat bijvoorbeeld in Amerika dit het resultaat van die output is. Amerikanen zien een reclameinvestering als een "investment" die geld op moet leveren. Wat de relatie tussen klant en bureau harder, maar ook duidelijker en volwassener maakt naar mijn smaak.

Ten slotte constateert Scan dat er veel te lichtvaardig van bureau wordt gewisseld. Hiermee misbruiken klanten hun macht als broodheer, en het malle is: ze worden er zelf vrijwel nooit beter van.

Dat bureauhoppen, tegenwoordig uiterst populair, staat dus haaks op de basisvoorwaarden voor gezamenlijk succes. Klanten stellen terecht extreme eisen aan hun redamebureau. Maar je moet er zelf ook iets aan willen doen om het beste uit je bureau te halen.

Daar wringt nog vaak een hele grote schoen. Er zijn meer intelligente, welwillende en vlijtige bureaus dan intelligente, welwillende en vlijtige opdrachtgevers.

Dat beweert Scan niet hoor, dat is mijn ervaring. Leerzaam boekje dus van Scan, voor adverteerders die een beetje zelfonderzoek niet schuwen.

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

vrijdag 10 september 2010

Douwe Egberts

Douwe Egberts heeft een commercial teruggetrokken na een Idacht bij de Reclamecodecommissie. Het ging om dat Caffiato-fiImpje waarin jongelui doen alsof ze een lijntje cocaïne snuiven. maar later blijkt het om het verslavende schuim van Douwe Egberts te gaan.

Is dit belangwekkend nieuws? Volgens mij niet. Veel interessanter is de vraag waarom DE zo'n spotje laat bedenken en maken? Volgens een zegsvrouw van het concern in NRC was het cocaïne-grapje bedoeld om de televisiekijker "op het verkeerde been" te zetten. Dat vind ik nogal zorgwekkend. Omdat het een manier van reclamedenken verraadt die volgens mij allang niet meer van deze tijd is.

Je moet in de reclame tegenwoordig consumenten niet op het verkeerde been, maar op het goede been zetten! Dus een creatief idee bedenken dat onmiddellijk wortelt in de productbeleving. Zonder die creatieve strapatzen die de consument laat gissen naar de afloop van je spotje. Daar hebben consumenten namelijk geen zin in, in gissen. En omdat ze geen zin hebben in gissen, gaan ze zappen. Een goed voorbeeld van hoe het wel moet, is dat koekhappen van Peijnenburg. Het gaat hier vanaf seconde een over koek, dat die koek bedoeld is om in te happen, en dat mijnheer Peijnenburg ons adviseert dat zo veel mogelijk te doen. Waar de creatieve geest van Douwe Egberts reclame bedenkt om te epateren, daar bedenkt de Peijnenburg man reclame om iets te verkopen. En wat hij verkoopt is onmiskenbaar: koek. Dat is nogal een verschil, à raison van 1000 euro per seconde.

Reclame bedenken die verkoopt, is overigens het moeilijkste wat er is. Het vraagt om beheersing van je creatieve sappen. Veel creatieve geesten hebben het daar vaak moeilijk mee. Ze willen een kunstje laten zien voor familie, vrienden en vakgenoten.

Terwijl de grootste kunst is om iets te maken waardoor consumenten het product of merk meteen gaan kopen en gebruiken. De grootste makke van creatieve mensen is dat ze gevierd willen worden. Zoals voetballers, muzikanten en popsterren. Als je die makke injezelf overwint, dan pas ben je echt in staat om het verschil te maken voor je klanten.

Dat heeft mijzelf overigens ook wat caffiatos gekost. Reclame bedenken is een groot gevecht met de materie, met je collega's, met de klant, maar vooral met jezelf.

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

dinsdag 7 september 2010

Gedragen klanten zich altijd?

Gedragen klanten zich altijd netjes tegen hun reclamebureau? Het antwoord daarop is: neen. Heel wat keurige adverteerders van prima bedrijven en merken gedragen zich in hun bureau als in een soort Aziatisch Plattelandsbordeel waar schoffering en vernedering aan de orde van de dag zijn. Dat is natuurlijk niet logisch.

Als je een bureau aardig behandelt en zakelijk fatsoenlijk bejegent, dan gaan reclamemensen tot de bodem om knappe dingen voor je te bedenken. Dat zit in de aard van het creatieve beestje. Gedraag jij je echter als rotzak, dan werkt dat niet erg inspirerend op de creativiteit, zullen we maar zeggen. De kip die je schopt, legt geen eieren en zeker geen gouden.

Bepaalde adverteerders begrijpen precies hoe het werkt en die halen het beste uit hun bureau en reclamebudget. Ze krijgen beroemde campagnes, stijgende marktaandelen en als gevolg daarvan maken ze een fraaie carrière binnen hun bedrijf of elders.

Het zijn gentlemen en gentlewomen, die snappen dat je op de weg omhoog de creatieve brille van ons heel goed kunt gebruiken. En om die reden laten ze het bureau meedelen in het succes.

Helaas hoor je het ook wel eens anders. Dat jouw reclame een bedrijf of merk beroemd maakt - met alle profijtelijkheid van dien - maar dat man of zaak in kwestie die roem naar zichzelf toetrekt en vergeet wie aan de basis stond van het succes.

Achter de vrolijke "new business-pagina's" in de Adformatie gaat veel onrecht en verdriet schuil. Van bureaus die knap werk hebben gemaakt en vervolgens als ongewenst gebroed worden achtergelaten. Misschien hebben reclamemensen juist daarom wel van die granieten ego's. Niet alleen omdat ze op commando moeten uitblinken om succes voor de klant te boeken, maar ook om zich te wapenen tegen teleurstellingen van diezelfde klant.

Adverteerders moeten zich volgens mij eens gaan afvragen: wat kan ik doen om het beste uit mijn bureau te halen? Tenminste, als ze het maximale rendement uit hun budget willen. Dat laatste willen alle opdrachtgevers unaniem dolgraag. Alleen, daar hoort ook een soort gedrag bij dat dit mogelijk maakt.

Ik zeg altijd maar simpel: wil je als Koning behandeld worden, dan moet jij je ook Koninklijk gedragen. Je krijgt wat je verdient in het leven, ook van je reclamebureau.

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

vrijdag 3 september 2010

Karl Lagerfeld

De echte Karl Lagerfeld-truitjes hangen binnenkort bij H&M. Voor 50 euro - bij mij nog altijd 110 gulden – kun je zo'n authentiek Karl Lagerfeld-truitje bemachtigen.

Goed nieuws voor alle zwervers, zou ik zeggen. Die lopen blijkens de berichten alleen nog maar in merkkleding. Ook de zwerver wil bij de winnende elite horen, zoals wij allemaal willen. Het is de buitenkant die telt, de inhoud is niet langer interessant.

Hoe zie ik eruit, hoe kom ik over op mijn omgeving, dat zijn de belangrijkste levensvragen van dit tijdsgewricht. Of je een goede werknemer, vader, oma of schooljuf bent, dat lijkt totaal niet meer van belang.

In China blijken de advertenties van Lancôme tot een hausse in plastische chirurgie te leiden. Voor een westers uiterlijk hebben de Chinese dames tienduizenden euro's over. Onze meedogenloze westerse cultuur zal uiteindelijk de hele wereld eenvormig maken. Ook Bin Laden draagt straks een polo van Karl Lagerfeld.

Vakmatige twijfels over de invloed van reclame op het leven van mensen is hiermee een achterhaalde discussie. Congressen die daar over gaan, kunnen we meteen schrappen. Reclame is allang allesbepalend geworden. Je zou bijna met droge ogen beweren: reclame is het leven en andersom.

Voor adverteerders betekent dit dat deelnemen aan die populaire cultuur een bestaansvoorwaarde is. Hoe goed of knap of goedkoop je product ook is, hoe serieus je bedoelingen ook zijn, de massa beoordeelt je op uiterlijke schijn. Ben je een lollig, provocatief, spannend, arrogant, dan wel streetwise of sexy merk, dan doe je mee met de grote wedstrijd.

Ben je serieus, dus complex, saai of ingewikkeld en heb je lange verhalen, dan kun je wel roepen maar niemand die meer luistert. Karl Lagerfeld bij H&M is dus een veelbetekenende boodschap voor elk marketingbedrijf, elke retailer, elke bank en elke overheid.

Zorg dat je een "kampioen wordt in je eigen divisie" zeg ik vaak tegen mijn klanten, zorg dat de mensen het over je gaan hebben. Dat is veel belangrijker dan al die goed bedoelde verhalen van hoe goed en knap je wel niet bent, hoe subliem je dienstverlening of garantie, of hoe uitgeldend je prijs-waarde verhouding wel niet is. Het product, dat is het minst belangrijk. De consument van nu wil helden omarmen. Om er zelf een te worden. Zo simpel is het.

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

dinsdag 31 augustus 2010

Moeten we leuke reclame maken?

Moeten financiële instellingen, zoals banken en verzekeraars per definitie hele "leuke reclame" maken, of... kunnen ze dat beter aan soepfabrikanten overlaten? Voor beide opvattingen is wat te zeggen. Eerst is er het verschil tussen een bank en een verzekeraar. Met een bank heb je echt een werkrelatie, zakelijk of particulier. Met een verzekeraar onderhoud je een soort vriendschap op afstand omdat je maar eens in de paar jaar met elkaar te maken hebt.

Laten we ons even beperken tot banken. Moeten die zich leuk gedragen of juist niet? Anders gesteld: willen de mensen een lollige bank? In dat kader is de nieuwe ING-campagne interessant. ING neemt hierin geld en "geld verdienen" op de hak, en zegt impliciet dat zij een grappige bank zijn waar je echt mee kunt lachen.

Dat is niet de ING die we kennen. Dat leek altijd een doorgehard bankmerk, dat dol op geld was. Mooi belichaamd door hun kakkineuze voorman Kist. Geen ontzettend vrolijke bank, wel een bank waar jij je centjes aan kon toevertrouwen. Prima bank dus voor als je geld hebt en wilt houden. Nu heeft ING met deze nieuwe reclame de bakens radicaal verzet. In deze tijden van "kermismarketing" buigt de club het gesoigneerde bankhoofd om de massa te “pleasen”. Bij ons werken ook hele malle mensen, zegt ING. Wat wij doen nemen we zelf ook niet serieus. Eigenlijk zijn we helemaal geen bank maar een pretfabriek die toevallig in geld doet, maar het had net zo goed frisdrank kunnen zijn of buitenboordmotoren. Kijk, als je de Postbank bent, dan moet je lollig doen want je bent er voor mensen die niet begrijpen wat een hypotheek is. Ben je een bank die van geld houdt, dan weet ik niet of deze humor de weg is naar het opbouwen van een relatie met klanten die ook van geld houden.

Ikzelf zoek bijvoorbeeld geen lachebekjesbank, verdien mijn geld met onzin, want reclame, en wil juist een saaie, slimme en geldzuchtige bank die bloedserieus met mijn geld omspringt. Die duidelijke positie had ING. En "ING denkt met u mee" is een grote, en verplichtende belofte. Die om product/marktcombinaties vraagt die mij als klant helpen. In plaats daarvan maakt ING grappen over geld. De vraag is of dat verstandig is.

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

vrijdag 27 augustus 2010

Bureau van Het Jaar

Hoewel ons bureau opnieuw genomineerd was voor de prestigieuze titel "Bureau van Het Jaar 2003" ging de hoofdprijs aan onze neus voorbij. DDB won glansrijk en volkomen terecht. Adverteerder van het jaar werd de Rabobank en ook daar is weinig op af te dingen gezien de kwalitatieve output van dit grote bankmerk.

Wat opviel bij de prijsuitreiking was dat de mensen van DDB een soort nonchalante bijna routineuze blijheid lieten zien. Een beetje zoals Ajax destijds, toen ze voor de 306e keer op rij de Europa Cup wonnen. Klusje geklaard, cupje op de hoedenplank, en op naar het café.

De Rabobank mensen daarentegen toonden een uitzinnige blijheid die een beetje leek op de hockeyblijheid als Oranje Zwart Kampong heeft verslagen op een veldje in de provincie.

Voor gelouterde reclameprofessionals is winnen de gewoonste zaak van de wereld geworden. Wat natuurlijk komt omdat er elke maand wel ergens een prijsje te halen valt. Dat maakt de grote coryfeeën onder ons een tikkeltje blasé. Maar, het komt misschien ook omdat wij reclamemensen stiekem weten dat onze kunst in feite maar een klein kunstje is. Er komt wel vlijt bij kijken, maar het is toch vooral een kwestie van talent en dat vinden we zelf nauwelijks een verdienste.

Je hebt het of je hebt het niet in de reclame, je ziet het of je ziet het niet. Dat maakt ons eerder wat verlegen als we midden in de spotlights komen te staan. Alsof we daarmee willen uitdrukken: zo bijzonder is het heus niet wat we doen.

Wat me wel opvalt is dat het fenomeen "prijzen" zich niet meer alleen beperkt tot onze industrie, die van de muziek of entertainmentwereld.

Zo was ik laatst bij een slager in Weesp waar ik een Bekroonde Leverworst in de vitrine zag liggen. Waar is die leverworst van u in de prijzen gevallen vroeg ik monter aan de slagersvrouw? Mijnheer antwoordde ze: "Dat hebben we zelf gedaan. Die worst is zo goed, dat we dachten, we bekronen ‘m gewoon." U begrijpt: als wij volgend jaar niks winnen dan zet ik heel groot Bekroond Reclamebureau op ons gebouw. Ik weet zeker dat het onze concurrentiekracht enorm versterkt.

Deze column verscheen eerder in “De schrijver en de kijker" (2003)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website

woensdag 25 augustus 2010

1000 euro

1000 euro!! Dat was de "pitchvergoeding" die onze aspirant-opdrachtgever in gedachten had. En of wij voor die 1000 euro eventjes een strategische aanbeveling, een communicatiestrategie, een media-advies, en een uitgewerkt creatief concept wilden bakken in onze reclamekeuken. Voor een campagne waar straks ruim een miljoen euro mee gemoeid zou zijn.

Ja, het moet niet veel gekker worden met die adverteerders, roepen we vaak, maar intussen wordt het wel steeds gekker. Overigens: deze opdrachtgever was zich van geen kwaad bewust, het waren keurige heren, en ze vonden die 1000 euro weliswaar een symbolisch, zij het sportief gebaar.

Wat doe je dan als bureau?
Ga je voor een promille van het totale budget met 4 man 10 dagen aan de slag? Of zeg je in beleefde woorden: U bent niet goed bij uw hoofd! U begrijpt, ik heb voor het laatste gekozen. Bedrijfseconomisch zelfmoord plegen laat ik graag aan collega's over, wij gaan onze belangrijkste competentie niet verkwanselen voor een cafetariafooi. En daarbij: ik bied een architect toch ook geen 1000 euro om een huis van een miljoen te bedenken?

Het voelt aan als minachting voor wat wij doen, maar ik vermoed eerder een schrikbarend gebrek aan kennis van onze branche. Als ik 4 man vrijmaak voor zo'n competitie, dan kunnen ze in die tijd niet voor onze bestaande klanten werken die wel netjes de factuur betalen. En dan nog iets: de salarissen/ hypotheken/lease auto's/pensioenen en kinderopvang lopen zelfs bij reclamemensen elke maand gewoon door. Nog eventjes los van de "out of pocket" kosten die bij zo'n competitie komen kijken.

Ook in dit geval vertelde de prospect dat andere bureaus voor die 1000 euro wel in actie komen. Daar had ik een vrij snedig weerwoord op, vind ik zelf. Ik zei: die bureaus hebben kennelijk geen donder te doen. Misschien zijn ze wel niet zo goed in hun vak? Jullie moeten je afvragen of jij je commerciële belangen aan zo'n bureau moet toevertrouwen.

Mijn uitsmijter bewaarde ik voor bij de voordeur: Krijgen jullie salaris aan het eind van de maand, vroeg ik langs mijn neus weg?
Ja hoor... knikten ze braaf. Ik ook zei ik, en dat wil ik graag zo houden.

Dag prospect, dag Eugene!

Deze column verscheen eerder in “Columns" (2004)". Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website