donderdag 31 december 2009

Koning Ben

Het enige dat nooit verveelt is kwaliteit. Voel ik. Andere bekoringen zijn dikwijls vluchtig, sterk leeftijdsgebonden of hebben een soortelijk gewicht waar je, achteraf, niet blij mee bent.

Hier praat even de copywriter die veel gezien heeft in dit vak. Ook van zichzelf. Alleen kwaliteit blijft over. Knap bedacht, mooi gemaakt, liefdevol uitgevoerd: dat alles kan rekenen op mijn bewondering. Wat ook een kwaliteit is hoorde ik laatst, het vermogen tot bewonderen. Mooi? Ja. Daarom betitel ik hier Ben tot het merk van het jaar 2000. (Bestaat al? Niks mee te maken.) Niet eerder in "mijn historie", is een merk zo krachtig opgeladen. En met zoveel succes verzilverd, want Ben is absoluut de baas onder jonge mensen. Die bellen en wappen ongeremd, tot mijn ergernis. Maar dat doet aan de communicatie-prestatie weinig af. Ik bedoel: ik vind André Rieu een monster, maar 3 miljoen platen erg veel. Ik laat u even mijn dubbele reclamehart zien. Wat Ben zo geweldig doet is waar we met z'n allen al zo'n 20 jaar over ouwehoeren op Philips-congressen. Maar waar altijd wel iets tussenkomt.

Geïntegreerd communicatiebeleid heet dat. Zonder enig verval tussen de TV-en Abricampagne, de site, de retail, de inhakertjes en de sponsorbordjes. Tot en met de visitekaartjes van de Ben-directie aan toe. Daar kreeg ik er onlangs een van. Ik Ben Henny stond er op de voorzijde en ik moest lachen van plezier. De Ben-beweging (dat mag nu gezegd) is een eerbetoon aan ons vak. En bewijst dat grote ideeën niet uit megalomane panden komen waar enge Heao'ers "het proces" aan de gang houden met kortsluiten, insteken, terugkoppelen en draagvlakken. Maar uit twee schrandere koppen in een ouwe kerk. They "stick to it".

Dit motiveert me harder dan dat vreselijke geld.

Heeft u dat ook?

Deze column verscheen eerder in “Eug Sans Gène" (2000). Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website.

dinsdag 29 december 2009

FC Barcelona

Barcelona-Osasuna was kwa voetbal niet veel beter dan PEC-NEC. Toch hadden mijn vriend en ik een piekbelevenis waar menig merk, dat community-feel beoogt nog wat van kan leren. (De Unoxjes van deze wereld.) De Barca-commune is gebaseerd op historie. Die wordt voortdurend bewaterd, zodat er een collectief ritueel ontstaat. De merkbeleving is dus een optelsom van eerdere ervaringen. Die mythologiseren de genotsbeleving op het actuele moment. Er ontstaat een duizendkoppige ziel in eigenlijk een groot lichaam. Het merk dus. Men praat over Kubala, Juan Carlos, Asensi, Neeskens en Cruyff, alsof ze nog steeds meespelen. Dat Kluivert daar wat mager bij afsteekt irriteert, maar bederft de bevrediging helemaal niet. Hun merk is de organiserende factor in het leven. De rest is bijzaak.

Je ontdekt daar hoe treurig de kunstmatige vrolijkheid hier is. Die "marketingwise" wordt geschapen. Speakers die het over "Ons Aller Ajax" hebben, plastic mongolen van 6 meter hoog die, volgepompt met hete lucht, opgetogen staan te wiebelen. Hospitality-boerinnen die je elke drie meter met houten glimlach welkom heten. En dan die gruwelijke arena's voor het zogenaamde wij-gevoel.

Niks van deze bedachte ongein in Camp Nou.

Oude baasjes bij de koffiecounter. Dikke mevrouwen bij de souvenirsstand. Geen Philips-Lounge of Mitsubishi-Viproom. Normale toiletten die goed naar pis ruiken. En ook niet die schijnheilige hapjes-en-drankjes-cultuur, met canapeetjes van krabzalf. Wel kokende disputen bij de garderobe. Over hoe goed het was of weer gaat worden.
Echte gevoelens zijn niet te bedenken door brandmanagers bij Unilever of Philips of Ajax. Ze ontstaan in de harten van echte mensen.
De rest is virtueel geschal, gebakken dotcomlucht.
Overigens maakte onze vriend Sergi Barjuan een magistraal doelpunt vanaf de middenlijn.

Ik had 'm zelf precies zo geschoten.

Deze column verscheen eerder in “Eug Sans Gène" (2000). Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website.

vrijdag 25 december 2009

Jachtmeutes

Bush of Gore... it's a bore... Maar wat me vooral opvalt is hoe laatdunkend wij doen over "het Amerikaanse volk". Alsof het primaat van de domheid alleen voor hen geldt en niet voor ons. Wel eens in Kootstertille verdwaald? Of in Ulft of Dussen beland? Precies.

Onze domheid is niet veel ontwikkelder dan die in een gehucht in Arizona. Rij een half uur van Amsterdam, stap het café in, en je waant je in het buitenland. "Heej joah, moetje joah, heej jij..." etc. De ééndimensionale beleving van het bestaan is van alle tijden en van alle mensen. Elias Canetti schrijft daar behartenswaardige passages over. Hij vergelijkt ons met jachtmeutes die aanzwellen op bevel, op zoek naar elkaars nabijheid, in een gezamenlijk ideaal. Worden de meutes te massaal om te manoeuvreren, dan splijten ze zich in kleinere eenheden. Om vervolgens weer in omvang toe te nemen. Een figuur dat zich blijft herhalen. Dit zijn dus doelgroepen, intelligente lezer.

Geef ze een mobieltje en de zwerm zwelt vanzelf in de herkenning van de collectieve drift. Imitatie als sterkste koopmotivator. En reclame als openbare aanjager van dat proces. Daarom is openbare waarneming de basisvoorwaarde voor een merk. (En geloof ik nog niet zo in die internet-merken. Amazon is de eerste aanbieder in een zelf-uitgevonden categorie. Dan volstaat produktbeleving. Zodra er 50 of 150 bolcommen bijkomen, zal ook Amazon de STER op moeten. Maar dit terzijde.)

Het mobieltje is naar mijn smaak het nieuwe sieraad van de onwetenden. Die wippen en wappen op bevel. Nooit eerder moest je je eigen slap gelul zo duur betalen. Maar de meutes jagen door.

U begrijpt: ik heb geen mobieltje. Ik verzet me. En, heel eerlijk, ik ben er te onhandig voor. Een domheid die me erg bevredigt.

Deze column verscheen eerder in “Eug Sans Gène" (2000). Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website.

dinsdag 22 december 2009

Compensatie

Steeds als ik 's morgens in alle vroegte langs de Weespertrekvaart rij, zie ik daar mannen vissen in de stromende regen. Die hebben vast hele lelijke vrouwen, denk ik dan. En sublimeren dat chronische ongerief door deze hobby te kiezen. Als ik ze zou vragen waarom ze vissen, dan krijg ik ongetwijfeld buitengewoon geloofwaardige alibi's te horen, zoals lekker buiten zijn, stuk natuurbeleving, jachtinstinct, topsport en andere drogredenen.

Mensen kennen hun eigen waarheid wel, maar dikwijls is die onverdragelijk. Neem nu mijzelf. Naarmate ik kaler en kaler word, betrap ik mezelf erop dat ik steeds lekkerder ga ruiken. Ik besprenkel mezelf royaler (en vooral duurder) dan voorheen. Kennelijk wil ik het statement afgeven dat mijn nakende kaalheid weliswaar een handicap is, maar dat ik wel degelijk andere libido-kaarten op zak heb. De duurste Chanellen en Gucci's verdringen zich op mijn jongensplaneet waarmee ik mijn aftakeling een beetje ontken, want dat doe ik.

Op de bescheurkalender (Koot & Bie) stond ooit: "De man werd zo dik, dat hij besloot goedlachs te worden." Een goedlachse dikkerd is tenminste iemand. Hierom is reclameonderzoek ook dikwijls zo'n dwaze aangelegenheid. Reclame appelleert immers aan de allerdiepste instincten. Die we hebben opgeborgen in onze allerdiepste laadjes. Een oprechte reactie op een conceptueel idee is daarom eigenlijk niet te geven. We ondergaan reclame op een onderbewuste manier. Op zoek naar ankers voor ons tochtige zieleleven. Halfords verkoopt 25.000 nep-antennes per jaar voor op de auto. Zegt hun direkteur in een blad.

Aan mensen die in het luchtledige lullen om hun eigen stem maar niet te horen. Onderzoek? Visserslatijn.

Deze column verscheen eerder in “Eug Sans Gène" (2000). Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website.

vrijdag 18 december 2009

1% in Shell

Er belt wel eens een vreemde man. Of wij niet eens met partij X zouden willen praten. En een fusie zouden willen overwegen. Er belt ook wel eens een mijnheer met nog stoutere plannen. Zo opperde laatst iemand een combinatie van 3 bureaus die samen onverwijld zouden doordringen tot de top-20. Tijdens deze rituele dansen krijg ik altijd een gemengd binnengevoel. Aan de ene kant zie ik een daverend reclamelichaam ontstaan dat korte metten maakt met de Campaigns van deze wereld. (Een vooruitzicht waar ik stiekem niet ongevoelig voor blijk moet ik toegeven.)

Aan de andere kant word ik een beetje droef van diezelfde ambitie. Dat laatste gebeurt vooral als die ene zin valt. En die zin valt altijd vroeg of laat als ondernemende reclamemannen bij elkaar zijn. Die zin luidt: "Liever 1% in Shell, dan 100% in een Shell station." Zodra deze zin klinkt, vult een soort opgetogen mannensfeer de vergaderkamer.

1% in zo'n Shell, jaah, zo is het toevallig wel jongens. Daar kunnen we best wat voor inschikken nietwaar? Verwateren? Wij? Man, er komt een oceaan van geld waarin we allemaal ruim kunnen zwemmen. Ik word wat stilletjes van die Shell-zin. Vindt het al jaren een gruwelijke rotzin eigenlijk. Die mijn hart vrijwel meteen bevriest. Meestal zeg ik dan hardop: "Ik heb eigenlijk liever een eigen Shell station." Eerst valt er dan een ongemakkelijke stilte. Daarna wordt de collectieve jongenshoon mijn deel. Zo moet ik toch niet denken. Dit is echt behoorlijk kortzichtig van mij. Zo kom ik nooit op de Bahama' s terecht.

Malle man toch, enzovoorts. Er worden speciale tosti-afspraken gemaakt. Waarbij ik verleidelijk financieel word gevlooid door mannen die het goed met me voorhebben. Maar ik geniet zo van het heden, roep ik dan. Wat de meewarigheid alleen maar vergroot. Ik vind het prima zoals het nu gaat, probeer ik nog. Opnieuw die vermoeide berusting. "Wat wil je nou eigenlijk?", vraagt men tenslotte. Alles wil ik, alleen zonder die ene zin.

Deze column verscheen eerder in “Eug Sans Gène" (2000). Veel van de gesproken columns zijn terug te luisteren via het archief van de Business Nieuws Radio-website.